Trek de held van zijn sokkel en neem zijn plaats in!
Geschreven door Stevo AkkermanU hebt een columnist uitgenodigd om de inleidende beschietingen te verzorgen bij deze beraadsdag over ‘Mijn held en ik’ op 13 maart 2021. Dat is vragen om moeilijkheden. Columnisten zijn van nature geneigd tot alle kwaad en niet in staat tot enig goeds: laat hen een keizer zien en ze roepen dat hij geen kleren heeft, wijs hen op een god en ze betwisten zijn bestaan, geef hen een held en ze trekken hem van zijn sokkel. Ik overdrijf natuurlijk – en stiekem zet ik de columnist op een voetstuk – maar het is wel degelijk zo dat ik bij het horen van uw thema direct dacht: er zijn te veel helden. De lokroep van het uitzonderlijke is te groot, onze wereld is een reality-show geworden waarin opgeblazen ego’s de hoofdrol krijgen, maar dit eigentijdse heldendom is schijn, we moeten er vanaf.
Er melden zich te veel figuren met ingebouwde of ingebeelde sokkels, vooral ook op het politieke toneel: sterke mannen, grote leiders. Voor alle gecompliceerde problemen hebben ze eenvoudige oplossingen, en ze verslaan hun duizenden door zich te beroepen op buitengewone gaven – volg mij, I am a very stable genius. Je zou kunnen zeggen: leven is helden verliezen. Het begint bij je ouders, die niet de almachtige en onfeilbare wezens blijken te zijn die je als jong kind in hen zag. En vandaar gaat het vanzelf verder: via de schooljuf, de zanger, de voetballer, de politicus, tot aan de prediker. Op een gegeven moment komt er een einde aan je verering, aan het vereren als zodanig, en dat is gezond.
Een echte held, die in de waarheid wil leven
En toch – ik spreek mijzelf graag tegen – heb ik wel degelijk een held. Hij leeft niet meer, maar toen hij dat nog wel deed was hij een schuchtere man, een hakkelende spreker, niet iemand van het grote gebaar, en ook nog klein van gestalte. Ik heb het over Vaclav Havel, een verlegen held, maar ook een man met een overtuiging waar zoveel kracht van uitging dat zijn landgenoten er iets in herkenden: een verlangen om ‘in de waarheid te leven’, zoals hij het noemde. Het bracht hem onder het communisme in de gevangenis en na het communisme in het presidentieel paleis – ik was in die dagen correspondent in Praag, vandaar mijn fascinatie.
‘Leven in de waarheid’ klinkt misschien nogal verheven, of zelfs intimiderend, wie zou van zichzelf durven zeggen dat hij zoiets kon? Maar Havel, die zeker geen heilige was, bedoelde ermee: niet meegaan met de leugens van het totalitaire systeem, want met meegaan beschadig je uiteindelijk je diepste zelf. Soms zit dat in kleine dingen. Een paar jaar geleden gaf een andere Tsjech – dus niet Havel – me een mooi voorbeeld uit de communistische tijd: op het werk werd je geacht elkaar te begroeten met een ‘Goedemorgen kameraden’, maar hij zei gewoon ‘Goedemorgen collega’s’. Het lijkt onbetekenend, maar het was moedig. Het redde zijn zelfrespect, en het deed – onuitgesproken – een appèl op zijn omgeving.
Je ziel niet verkopen
Over het mechanisme van dat appèl heeft Havel veel geschreven, en hoewel zijn gedachten verbonden zijn met een andere tijd en andere omstandigheden dan de onze, blijven ze mij aanspreken. In welk systeem we ook leven, het is altijd zaak je ziel niet te verkopen – en soms vergt dat heldendom. Dit heldendom bestaat niet in de eerste plaats uit grote daden, al kunnen die er wel uit voortkomen. Het bestaat vooral uit trouw aan jezelf.
De dissidenten in Oost-Europa kozen hiervoor zonder te weten of er ooit iets zou veranderen aan hun situatie. En toch werden ze gedreven door hoop, schreef Havel. Zijn woorden hierover zijn beroemd geworden en worden soms geciteerd als gedicht, maar zo waren ze eigenlijk niet bedoeld, hij gaf gewoon antwoord op de vraag van een interviewer. Dit is wat hij zei: “Hoop is geen voorspelling, het is een oriëntatie van de geest, van het hart. Hoop is niet hetzelfde als vreugde omdat dingen goed gaan, maar het vermogen om ergens naar te streven omdat het goed is. Het is niet de overtuiging dat iets in orde zal komen, maar de zekerheid dat iets zinvol is, hoe het ook afloopt.”
Toevallig kwam ik vorige week dezelfde gedachte tegen in een uitspraak van Kierkegaard, en omdat hij het heldendom erbij betrekt, wil ik u die niet onthouden: “Niet de afloop van zijn handelen maakt iemand tot een held, maar het feit dat hij ooit begon.”
Heldendom overkomt je
Ik wilde dit heldendom al bijna ‘alledaags’ noemen, omdat het een heldendom is dat niet hoog te paard zit en geen sokkels nodig heeft. Maar alledaags is het niet, niet in de zin van onbeduidend of ongevaarlijk. Ik weet ook niet of ikzelf tot dit heldendom in staat zou zijn. In een column ter gelegenheid van 4 mei citeerde ik eens Jan Blokker, die zei dat de vernietiging van de Nederlandse joden niet alleen de geschiedenis was van een moord, maar ook van een verzuim – de rest van de samenleving had het laten gebeuren. Daarop kreeg ik een brief van een lezer, die vertelde tijdens de oorlog te zijn opgegroeid in het Rotterdamse Crooswijk. ‘Mijn ouders waren eenvoudige mensen,’ schreef hij, ‘ze hielden maar net het hoofd boven water. Joden kenden wij niet – wat hadden wij moeten doen?’
Dat was een goede vraag en ik begreep meteen dat het niet aan mij was om van deze mensen met terugwerkende kracht heldendom te verlangen. Waarschijnlijk kun je het alleen van jezelf vergen, niet van anderen. En dan nog is het niet iets om op te zoeken, eerder iets dat je overkomt.
Het kleine goede opzoeken, dat kunnen wíj doen
Maar wat je misschien wel op kunt zoeken, is het ‘kleine goede’ – een term die filosoof Emmanuel Levinas ontleende aan de grote roman Leven en Lot van Valeri Grossmann. Dan gaat het om wat mensen in hun eigen situatie doen; het is de goedheid van het dagelijks leven, ze zoeken het niet op, het komt op hun weg. Citaat: “Dit is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf. Je kunt ze zelfs karakteriseren als een ‘gedachteloze goedheid’, omdat ze buiten elk systeem, elke religie, elke sociale organisatie valt. Ze is gratuit, en juist daardoor eeuwig.”
De Vlaamse moraaltheoloog Roger Burggraeve schreef vorig jaar een boek over dit verschijnsel, geheten ‘Geen toekomst zonder kleine goedheid’. Het is een pleidooi voor het onaanzienlijke, maar daarom niet minder belangrijke menselijke gebaar. Mij schoot de volgende tekst te binnen: ‘Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie gaven mij onderdak’.
Overwinning
In een interview zei Burggraeve: “Wij vrezen dat de mensengeschiedenis er een is van het goede dat voortdurend moet proberen het grote kwaad te overwinnen. Maar het is eigenlijk andersom: het grote kwaad slaagt er maar niet in de kleine goedheid te overwinnen.”
Met die gedachte wens ik u een mooie beraadsdag.