4 februari 2021

Zoek je het licht, ga dan naar het duister

Geschreven door Michel Peters
Inspiratie Foto: Marjolein van Panhuys Zoek je het licht, ga dan naar het duister

Nadenkend over ‘profeten van deze tijd’ kwam de redactie uit bij Rikko Voorberg. Hij is een van origine vrijgemaakt gereformeerd theoloog en publiek bekend geworden door bijvoorbeeld zijn betrokkenheid bij de Vluchtkerk in Amsterdam en bij initiatieven om vluchtelingen met auto’s en een vliegtuig van de Griekse eilanden naar Nederland te halen (‘We gaan ze halen’). Hij opereert graag op het randje van kerk, samenleving en kunst, het liefst er een beetje overheen. Hij had corona toen Michel Peters en André Meiresonne hem interviewden over profetisch spreken, woede en het falen van de mens.

Wij maken een nummer over ‘profeten’ en zitten nu met jou te Zoomen. Voel je je daar comfortabel bij?
‘Nee, dat label is niet iets om je comfortabel bij te voelen als theoloog, denk ik. Het is aan anderen om te bepalen of sommige woorden of daden voor hen van profetische betekenis zijn. Ik lees nu het boek ‘De Profeten’ van Abraham Joshua Heschel. In vergelijking met de profeten die hij daar opvoert is mijn bijdrage zeer genuanceerd, zacht van karakter en een beetje schijterig. Dus die aanhalingstekens horen er zeker bij. Wat een echte profeet dan is? Die kent enorme woede, identificeert zich volledig met God en het volk en leeft in een grote verscheurdheid. Een profeet spreekt op Gods gezag, hè? Nee, dat zou ik me niet durven aanmeten. Ik houd vooral van de profeten Amos en Jesaja, hoe Amos vlijmscherp gerechtigheid predikt en de poëtische toekomstbeelden van Jesaja zijn zo mooi.’

Hoe is jouw route geweest van vrijgemaakt – gereformeerde gelovige naar predikant die op de rand van kerk en samenleving opereert?

‘Ik zat natuurlijk volledig in de vrijgemaakt gereformeerde bubble, als zoon van de dominee. Het was bij Karl Barth dat is las over de ongrijpbaarheid van de eeuwige en het idee van God als gebeuren. Hij opende mijn ogen voor het perspectief van een minder vastgelegde theologie. Ik wil sindsdien liefst zo dicht mogelijk op het geleefde en publieke leven theologiseren. Dietrich Bonhoeffer’s theologie die direct voortkwam uit de grote, existentiële vragen van zijn tijd zijn zo veel interessanter dan algemene dogmatische discussies.. Het kan toch niet zo zijn dat het verhaal van het christendom alleen betekenis heeft binnen de muren van de kerk, zo realiseerde ik me. Mijn zoektocht werd het te ontdekken wat het geloof, wat het Evangelie voor betekenis heeft in de gewone wereld. Ik zeg soms tegen de kunstenaars en niet-gelovigen met wie ik werk, dat het eigenlijk een wat egoïstisch projectje is. Ik wil niet hen bekeren, maar zoek hun inzicht om zelf opnieuw bekeerd te worden tot een relevanter vorm van christendom. Of het christendom iets te zeggen heeft, moet je onderzoeken tussen niet-gelovigen.’

Is dat wat je bedoelt met jouw uitspraak: ‘atheïsten hebben een signaalfunctie als kanaries in een kolenmijn’?
‘Ja zeker, in de PopUpKerk in Amsterdam die ik initieerde, formuleerden we een werkregel: ‘als er geen atheïsten in een PopUpKerk meer aanwezig zijn, wordt die per direct opgeheven’. Als de kerk een zelfbevestigend cirkeltje is geworden, waarin de woorden alleen betekenis hebben voor de gelovigen zelf, dan is dat de dood in de pot. Het is zo helend om niet- of andersgelovigen te betrekken bij wat je doet. Zij houden je een spiegel voor of de kerk nog impact heeft. Om die reden heb ik wel eens geadviseerd om minimaal één niet-gelovige in de kerkenraad op te nemen als je jezelf scherp wilt houden.’

Je zoekt graag het gezelschap van kunstenaars op. Wat leren die je? Zoeken zij hetzelfde?
‘De kunstenaars in Kampen die ik opzocht hadden een bloedhekel aan de kerk, maar hun zoektocht was gelijk aan de mijne. Hun theater ging ook over de waarde van het leven, over pijn en verlossing, over catharsis. Met Jezus hadden ze meestal dan ook geen problemen. Voor mij zit hun werkwijze dichter bij de ziel van het christendom dan alle taal die ik uit boeken had geleerd. Als gereformeerde zit de gedachte aan zonde en de geneigdheid van de mens tot het kwaad in al mijn poriën. Ik herkende die fascinatie voor de gebrokenheid van het leven bij hen, alleen lag er bij hen geen oordeel over. Het tonen en doorleven ervan was voor de kunstenaar heling genoeg. Zij hoeven het ook niet op te lossen. Die houding zou de kerk verder kunnen helpen.

In ons eerste fase van de PopUpKerk in Amsterdam West zetten we in het theater een omgekeerde eucharistie op het toneel. ‘Welkom bij de maaltijd van de Mammon’, zei de voorganger, ‘en deelde toastjes uit met daarop snippers briefgeld. Neemt en eet: hier stellen we ten diepste ons vertrouwen in, al onze mooie woorden ten spijt.’ De kerk hoopt vaak te helpen door de goede weg te tonen, theater durft zo vaak het falen te tonen en het te laten staan. Dat je mensen bent. In beide posities zit verlossing, beide zijn een vorm van genade’.

De kerk is dus teveel naar binnen gekeerd?
‘Dat is altijd het risico, het is de voortdurende kritiek van de profeten in het Oude Testament en van Jezus.  Het is essentieel om onszelf te ontmaskeren. We hebben het idee dat wij mensen het goed voor elkaar hebben, dat we het prima doen, dat het met ons wel goed komt. Maar dat is zelfbedrog of een copingsmechanisme. Zo is religie inderdaad ‘opium van het volk’. De werkelijkheid is echter pijnlijk. Het leven is niet veilig, we liggen terecht wakker over plekken en situaties waar recht en gerechtigheid afwezig zijn, in ons eigen leven en dat van anderen. Rabbijn Soetendorp citeerde zijn vader die het altijd had over de ‘bond der slapelozen’. Mensen zoeken rust en comfort in de kerk, natuurlijk, maar religie hoort altijd ook in zekere zin oncomfortabel te zijn. Als je het licht wilt vinden, dan moet je in het duister zijn, want daar schijnt het. Ik herken dat heel sterk uit het pastoraat en uit levens van vrienden. Of ik doe wat het evangelie vraagt? Ik doe wat ik soms dénk dat het Evangelie van me vraagt in de hoop om te ontdekken wat het Evangelie werkelijk van me vraagt. Zeker weten, dogmatisme is dan de dood in de pot’.

Wat is je taak dan buiten die kerk?
‘Ik zoek wel de grenzen op, maar spreek geen hel en verdoemenis over de overheid. Met ‘We Gaan Ze Halen’ proberen we de overheid te houden aan enkele concrete  afspraken die ze eerder in Europees verband hebben gemaakt. Dat voelt soms wat gek, want wie ben ik eigenlijk? Maar dan lees ik hoe volgens de profeten en de Thora een overheid de rechten van weduwen, wezen en vreemdelingen moet eren om niet ‘vervloekt’ te zijn.. Dat geeft me dan moed om toch maar weer aan de bel te trekken. In 1807 werd door Westerlingen een bijbel voor slaven gemaakt, maar ze moesten niet op het idee komen om in opstand te komen. Dus werd 90% van het Oude Testament uit hun bijbel geschrapt.  De bijbel als verzetsboek én bron voor gemeenschappen waar falen, vergeving en genade een plek krijgt. En zonde? Dat werd door Francis Spufford fantastisch gedefinieerd als de ‘menselijke geneigdheid om dingen te verkloten’. De kerk moet een ruimte zijn om te erkennen dat dat zo is en onszelf en de wereld een spiegel voorhouden’.

Gaat die betrokkenheid zo ver dat je zelf ook vluchtelingen in huis op zou willen nemen?
‘Steeds als mensen zich melden, want dat gebeurt regelmatig, zoeken we naar een oplossing. Soms is dat bij ons thuis. Zo woonde Mohammad uit Syrië zes maanden bij ons in huis tot hij zelf een woning kreeg. Het is niet dat iemand zomaar aanbelt en dat je dan zoiets beslist. In dit geval werden we uitgenodigd voor een meet and eat met vluchtelingen uit de lokale noodopvang door Stichting Present. Dat doe je dan en zo raakten we bevriend met Mohammad. Ons huis openstellen kwam pas veel later. Als je vriendschap sluit met iemand, dan wordt zoiets opeens een logisch vervolg.’

Je schreef het boek ‘De dominee leert vloeken’. Waarom moeten we soms vloeken in de kerk?
‘Ik heb me afgevraagd hoe je op een constructieve manier je woede, je verontwaardiging kunt vormgeven zonder dat het lelijk wordt. Woede heeft een moreel aspect: tot hier en niet verder! Het begint bij onmacht, maar vervolgens is het zoeken geblazen naar vormen van constructief verzet. Deze uitspraak van Augustinus is ongelofelijk belangrijk voor me geworden: ‘Hoop heeft twee prachtige dochters, de ene heet woede, de andere moed. Woede over hoe de dingen zijn, de moed om te durven dromen dat ze niet zullen blijven zoals ze zijn’. Ik leerde in mijn studententijd al dat het woord ‘Godverdomme’ een aanvoegende wijs zou kunnen zijn in plaats van een zelfvervloeking: moge God dit of dat verdoemen, verdelgen uit onze wereld! Daarom stelden we aan de achterban van ‘We Gaan Ze Halen’ voor om een vliegtuig naar Lesbos te sturen  in een uiterste poging om dan maar zelf te beginnen met het hierheen brengen van vluchtelingen uit kamp Moria. We wisten allemaal dat we bijna geen enkele kans maakten om daar ook maar iets van te realiseren. Maar je wilt alvast de beweging inzetten samen. Vooruitgrijpen op de gastvrijheid die er zou moeten zijn. De toekomst kan theologisch gezien niet bestaan uit muren en prikkeldraad. Leidraad in de betrokkenheid bij de vluchtelingensituatie is voor 2021 wat mij betreft de uitspraak van aboriginalactiviste Lilla Watson: ‘Als je komt om te helpen, laat dan maar zitten. Als je beseft dat jouw vrijheid onlosmakelijk verbonden is met mijn vrij worden, laten we dan samenwerken.’ Europa zal niet vrij zijn zolang er mensen klem zitten in Europese vluchtelingenkampen.’

 

Michel Peters

 

 

 

 

Gerelateerd