18 februari 2016

Preek van de week: mijn God gelooft in mij

Geschreven door Roos Ritmeester

Toen de Remonstranten in 2014 het plan opvatten voor een reclamecampagne, had ik daar grote moeite mee. Reclame maken voor je eigen clubje, dat vond ik niet alleen zeer on-remonstrants, ik vond het eigenlijk voor geen enkel kerkgenootschap passend. Toen de inhoud van de campagne bekend werd: de posters met de uitspraken over ‘Mijn God…’ had ik daar helemáál grote moeite mee: wat heeft dít nog met het evangelie te maken? Verzinnen we allemaal onze eigen God en weten we dan precies wat Hij of Zij doet? Dat is toch behoorlijk arrogant. Zo’n exclusieve God deed me denken aan het liedje van Kees van Kooten en Wim de Bie als de Positivo’s: ‘Onze God is de beste, onze God is kampioen’. En bij de tekst: ‘Mijn God gelooft in mij’ zag ik meteen het hoofd van André Hazes voor me.

Nu ben ik de Remonstranten zeer toegedaan en ik heb de initiatiefnemers ook hoog zitten, dus ik besloot mijn oordeel even op te schorten. Bij openbaar getuigen waar je voor staat voelen we misschien een zekere gêne, maar als je die schaamte eenmaal voorbij bent, valt er toch veel voor te zeggen. In deze tijd van steeds verder voortschrijdende secularisatie en tegelijk steeds verdere polarisatie, een tijd waarin ook in ons land groepen mensen steeds scherper tegenover elkaar komen te staan, waar religie vaak als de bron van alle kwaad wat dit betreft wordt gezien, is het helemaal niet verkeerd om eens een ander geluid te laten horen. Een eigentijds geluid over geloven. In vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid.

Zien of niet gezien, daar draait het om

En wat de slogans betreft: zo nieuw zijn die uitspraken over God, die beelden van God nou ook weer niet: we staan wat dat betreft in een lange traditie. De Bijbel zelf reikt ons die aan: God als een vader, een koning, een herder, een vaste burcht of een arend. Maar ook God als de grote Afwezige, de God die mij verlaat, zoals het in Psalm 22 staat. En tegenwoordige zijn er nieuwe beelden van God: de God van Klaas Hendrikse: Een God die niet bestaat, zoals een appeltaart bestaat, maar een God die gebeurt. God is geest, lezen we in de bijbel, maar dat is zo moeilijk voor te stellen dat we toch onze toevlucht nemen tot beelden van God. Zou niet ieder mens een bepaald beeld van God hebben? En zijn die slogans over Mijn God etcetera niet een mooi opstapje om met elkaar in gesprek te komen? Wie is God voor jou?

Welk beeld van God heb ik als ik zeg: ‘Mijn God gelooft in mij?’ In iemand geloven heeft voor mij alles te maken met zien en gezien worden. Een belangrijk thema in de bijbel. Een heel belangrijk thema in ons dagelijks leven. Net zoals niet gezien zijn. Niet gezien zijn doet een mens scheefgroeien. Niet gekend zijn in wie je van binnen bent, is één van de pijnlijkste en misschien zelfs wel een verwoestende ervaring. Soms groeit een mens scheef aan vreselijke omstandigheden: in een oorlogssituatie, door misbruik, als niet gewenst kind in een disfunctioneel gezin en soms groeit een mens scheef bij goedbedoelende ouders die de aard of de geaardheid van hun kind niet begrijpen. Of ouders projecteren al hun hoop en verwachting in het kind: ‘Kees moet later de zaak overnemen’, maar Kees wil eigenlijk balletdanser worden en hij voelt zich doodongelukkig in de zaak. Dat doet van alles met het zelfbeeld van een mens, maar ook – denk ik – met het beeld dat hij of zij heeft van de werkelijkheid en eventueel met een beeld van God.

Noem mij, bevestig mijn bestaan

Maria Magdalena was misschien aanvankelijk zo’n niet gezien, scheefgegroeid mens. We weten het niet. We weten wel dat Jezus zeven demonen bij haar had uitgedreven. In de katholieke traditie worden die zeven demonen wel geduid als de zeven doodzonden. Of gaat het hier om zeven manieren waarop Maria geprobeerd heeft invulling te geven aan haar leven? Zeven doodlopende wegen?Over Maria Magdalena gaan veel sterke verhalen. Ze zou een hoer zijn geweest, de vrouw die Jezus’ voeten zalfde met kostbare olie en die daarna afdroogde met haar haren. De laatste tijd horen we verhalen dat ze Jezus’ vrouw zou zijn geweest. Sterke verhalen die geen sterke papieren hebben. Ik denk wel dat zij een zoekend, misschien dolend mens is geweest, die haar weg in het leven, haar bestemming vond toen Jezus haar zág en die één van zijn trouwste discipelen werd. Maria had gezocht, zij werd gezien en zij had zelf het licht gezien en daar in die graftuin – dacht ze ook alles weer verloren te hebben. Wat een wanhoop moet dat geweest zijn. Onder aan het kruis stortte haar hele wereld in. Was het dan toch maar een droom, een illusie: dat hele verhaal met Jezus…?

En dan noemt Jezus, die ze aanvankelijk niet herkend had, haar bij haar naam. Dit noemen van haar naam heeft een enorm effect. Mij schoten de laatste regels te binnen van een gedicht van Neeltje Maria Min: ‘…Noem mij, bevestig mijn bestaan ja noem mij bij mijn diepste naam, voor wie ik liefheb wil ik heten.’ Jezus noemde Maria eens bij haar diepste naam, toen hij dwars door alle etiketten die op haar geplakt waren – misschien mogen we de zeven demonen zo interpreteren – héén, zag wie zij kon zijn. En zij, een vrouw die, hoe dan ook, bepaald niet in aanzien zal hebben gestaan – voor zover vrouwen dat überhaupt stonden in die tijd en in die cultuur – voelt zich zo gezien en gekend door hem, dat ze ook naar zichzelf met nieuwe ogen kan kijken en vanaf dat moment kan léven! Daar in die graftuin komt het tot een katharsis. Op het moment dat Maria Magdalena, ten prooi aan de diepste wanhoop en als het ware teruggevallen in de oude manier van denken, waarin alles voor niets geweest lijkt te zijn, haar naam hoort, herinnert zij zich die andere kijk op de werkelijkheid. Dat nieuwe onderscheidingvermogen wordt weer opgeroepen en zij ervaart dat dat wat met Jezus begonnen is door niets, ook niet door de dood, gestopt kan worden. Die andere kijk op de werkelijkheid werpt blijkbaar zo’n totaal nieuw licht op wat dood en leven is, dat haar wanhoop omgezet wordt in geloof.

Jezus wil dat wij jou zien zoals je bent

De schrijver van het Johannesevangelie, die in het Grieks geschreven heeft, laat Maria op dit verbijsterende moment van inzicht, van inééns snappen waarom het gaat, in het Aramees uitroepen: rabboeni, mijn meester. De meester geloofde in haar. Hij noemde haar bij haar diepste naam. Die geloofservaring ‘Mijn God gelooft in mij’ is niet alleen iets voor bijbelse figuren of supervrome mensen. Het is een ervaring die heel veel mensen delen. Er is een prachtig lied over gemaakt. Niet door de Positivo’s of door Hazes, maar door Huub Oosterhuis. Gezang 487 uit het oude liedboek: De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Als ik deze regels hoor dan denk ik aan dit verhaal van Jezus en Maria Magdalena. Aan al zijn ontmoetingen met mensen. Mensen die lijden, aan een ziekte, lichamelijk of geestelijk. Mensen die lijden aan het leven, omdat ze iets heel erg missen: ze missen een geliefd mens, die zojuist is overleden. Mensen die het sociale contact missen, omdat ze er in de ogen van anderen niet bijhoren, te ziek, te oud, te gek. Maar ook mensen die … op zoek zijn, die willen weten waar het nu eigenlijk om gaat in het leven.

Eigenlijk kun je zeggen: in de evangeliën wordt beschreven dat Jezus een dwarsdoorsnede van de bevolking ontmoet. Mensen zoals u en ik. En wat is nu zo bijzonder aan die ontmoetingen? We lezen dat er met die mensen iets gebeurt. Er verandert definitief iets in hun leven. En ik denk dat dat alles met zien te maken heeft. Het gezien zijn door Jezus. Dát is het. Hij kijkt als het ware dwars door de mensen die hij ontmoet heen. Hij ziet alles wat er leeft in hun hart en hun hoofd. Dat zal natuurlijk niet altijd veel fraais geweest zijn. Hij ziet het, hij ontkent ’t niet, maar hij ziet er doorheen. Door alles wat er aan onechtheid en onzin, aan etiketten en aan zelfbeeld aan een mens kan kleven ziet hij wat God speciaal in die ene mens heeft ingeblazen: zijn beeld. Zo gezien worden, niet genadeloos veroordeeld worden om alles wat er mis is gegaan in je leven, maar uitgenodigd worden om dat pure ongeschonden stukje van jezelf, Gods adem, Gods bezieling van jou, naar buiten te brengen, dat doet iets met mensen. Iets wonderbaarlijks. Toen en nu.

Luister maar naar psychiatrische patiënten

Ik heb jaren gewerkt als geestelijk verzorger in een psychiatrische inrichting. In de kapeldiensten daar was dit lied het meest geliefde en meest gezongen lied. Daar, in dat op het eerste gezicht godvergeten oord, waar de verwarring en de wanhoop leken te regeren, was dat een ervaring die mensen óók hadden. Misschien wel juíst middenin de verwarring, de wanhoop en de uitzichtloosheid. Daar waren mensen niet alleen de schaamte, maar ook de schijn voorbij. Het mooie van mijn ontmoetingen met mensen daar in die instelling vond ik, dat ze na een vaak moeilijk leven, een goede kijk hadden gekregen op de schijnvervulling van behoeftes. Ze hadden ontdekt dat de wereld veel minder maakbaar is dan hij lijkt.

Ze hadden in het leven veel illusies van vervulling op moeten geven. Alle maskers waren af en met alle pijn en verdriet en wanhoop was dat ook bevrijdend. Want het is bevrijdend als je jezelf durft te laten zien en als de ander jou dan ook echt ziet. Dáár heb ik dat lied ervaren. Hoe helend is dat. Voor de patiënt en cliënt maar ook voor de pastor en geestelijk verzorger. Mensen die dat hebben meegemaakt, hebben niet zo veel behoefte aan lege praatjes en gefilosofeer. Een echt ontmoetingsgesprek gaat van hart tot hart. Het gaat over ont-moeten, want in zo’n gesprek moet je niets, er is geen verborgen agenda, de één wil niets gedaan krijgen van de ander. Je komt in zo’n gesprek met elkaar in een andere sfeer. Er komt iets bij, beter gezegd er komt Iemand bij. En dan is er heling voor allebei de gesprekspartners.

‘Mijn God’ heeft in de loop van mijn leven vele beeldenstormen doorstaan. Het beeld van de lieve, wijze, oude man die voor ons allemaal zorgt ging al snel aan diggelen. Het beeld van een God die zich met de wereld niet bemoeit kwam ervoor in de plaats. Ook dat beeld sneuvelde. Lange tijd was God voor mij de Grote Afwezige. Maar op een dag, een moeilijke dag in een moeilijke periode in mijn leven, ben ook ik bij mijn diepste naam genoemd. En vanaf dat moment was en is God voor mij werkelijkheid. Een werkelijkheid, niet ver weg in de hemel, maar hier en nu in ons dagelijks leven. ‘Mijn God’ vind ik in de ontmoeting. In de vreugdevolle ontmoeting met een ander in een gesprek van hart tot hart. Maar ‘mijn God’ vind ik ook in de ontmoeting waar ik niet zo op zit te wachten: de confronterende, verontrustende ontmoeting met de vreemdeling, de vluchteling, de dakloze op de hoek van de straat. En ‘mijn God’ vind ik als ik inkeer en het pure, onaantastbare stukje in mijzelf ontmoet.

Of naar Etty Hillesum

Voor deze dienst heb ik als slotlied uitgekozen het lied: In de harten van de mensen, één van mijn lievelingsliederen. Het is eigenlijk een Kerstlied, maar nu ik ook al een Paasverhaal heb verteld moet dat kunnen.

In de harten van de mensen
leeft een eeuwenoud gerucht
van een wereld die volmaakt was,
waarvan God zag dat zij goed was,
lichtend beeld dat van ons vlucht.
Echo die in ons blijft klinken,
vonk van God, geef ons de durf
’t met dit sprankje hoop te wagen
tot het groeiend wordt voldragen,
ons van binnenuit vervult.

Dat vonkje, God in ons, is er. Etty Hillesum zegt het zo in haar dagboek ‘Het verstoorde leven’: “Binnen in mij zit een put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaak liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden.” Wij mensen worden uitgenodigd om naar elkaar te kijken zoals Jezus naar mensen keek. Hij vertelt en leeft voor, dat het anders kan, dat er een weg terug naar leven is. Een terugkeer naar liefde. Dat we kunnen kiezen voor leven en dat het de bedoeling is dat wij met hem opstaan tegen de dood die huist in ons dagelijks leven, tegen onverschilligheid, onverdraagzaamheid, hebzucht, egoïsme en moedeloosheid.

Hij wil ons op de bronnen wijzen die een ieder van ons heeft, de kwaliteiten en de mogelijkheden die diep in ons sluimeren. Die vaak weggestopt of begraven liggen onder stenen en gruis in een put. Maar die erop wachten om gevonden en uitgegraven te worden, om weer op te gaan borrelen. Wij worden aangespoord om het leven gelukkig, bevrijd en als geliefde, aanvaarde mensen te leven. Zou dat niet het Koninkrijk van God zijn? De onuitputtelijke bron van Gods liefde die in ons gelooft, die ons aanvaardt zoals wij zijn en die opbouwt wat gebroken is? Die in ons woont en ons uitnodigt om in onszelf en in elkaar te geloven, onszelf en elkaar te aanvaarden en onszelf en elkaar op te bouwen.

Dat Koninkrijk van God ligt binnen ons bereik. Het is bij ons. Het is in ons.

Amen.

Over Roos Ritmeester

Roos Ritmeester

Roos Ritmeester is emeritus-predikant van de remonstrantse gemeenten in Schoonhoven en Oude Wetering

Gerelateerd